Na de Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in zeven delen, komt uitgeverij Asia Maior deze maand met deel I van de Grote Atlas van de West-Indische Compagnie.
Grote Atlas van de West-Indische Compagnie, deel I
Grote Atlas van de West-Indische Compagnie, Deel I: De Oude WIC, 1621-1674.
Bea Brommer, Henk den Heijer e.a., eerste druk november 2011, eenmalige genummerde oplage van max. 1200 ex., 416 pag., gen. geb., schuifcassette, 59 x 41,5 x 6 cm, ca. 12 kg, ca. 550 kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen in facsimile.
ISBN/EAN 978 90 74861 33 5. Prijs t/m 31 december 2011 € 295,- , daarna € 350,-.
In de jaren 2006-2010 verscheen bij Uitgeverij Asia Maior/Atlas Maior, in samenwerking met het Nationaal Archief, het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap en URU-Explokart/Universiteit Utrecht, de Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die aan de hand van authentiek zeventiende- en achttiende-eeuws kaart- en beeldmateriaal in zeven delen een totaaloverzicht biedt van de cartografie en topografie van alle gebieden die indertijd onder het octrooi van de VOC vielen.
Gaandeweg de uitgave van de afzonderlijke delen kwam uit de vele reacties van het lezerpubliek steeds duidelijker naar voren dat na afronding van dit project een vergelijkbare hoogwaardige uitgave m.b.t. de West-Indische Compagnie (1621-1791) zou moeten volgen.De VOC-atlas bedekt immers maar de helft van het enorme gebied waarbinnen de Nederlandse overzeese expansie zich na het eind van de zestiende eeuw in zo’n opzienbarend tempo voltrok, terwijl na 1621 onder regie van de WIC in de Atlantische regio binnen twintig jaar nog een tweede maritiem-koloniaal imperium werd opgebouwd, dat in zijn – zij het korte – periode van hoogtij nauwelijks onderdeed voor dat in de Oost.
Van Nieuw-Nederland en de Cariben tot de Goudkust, van Guyana en Brazilië tot Angola, overal aan de Amerikaanse en Afrikaanse kusten bezat de WIC omstreeks 1640 belangrijke bezittingen en vestigingen en was zij een geduchte macht ter zee. En net als bij de VOC ging die territoriale ontplooiing ook hier samen met de ontwikkeling van een eigen cartografisch bedrijf, waaruit in de loop der jaren een omvangrijk WIC-archief van land- en zeekaarten, plattegronden en topografische tekeningen van allerlei aard werd opgebouwd. Helaas is daarvan door diverse oorzaken in onze tijd veel minder bewaard gebleven dan in het geval van de VOC, maar als geheel is deze nalatenschap, mede dankzij enkele belangrijke collecties in het buitenland, bij het vooronderzoek in de afgelopen jaren toch uitgebreid en veelzijdig genoeg gebleken voor de samenstelling van een representatief en wetenschappelijk verantwoord historisch-cartografisch overzichtswerk.
Opzet van de atlas
De opzet van deze Grote Atlas van de West-Indische Compagnie in twee delen is niet zoals bij de VOC-atlas gebaseerd op een regionale indeling van het octrooigebied, maar op het gegeven dat er in feite twee West-Indische Compagnieën zijn geweest.
De Oude of Eerste WIC was bij de oprichting in 1621 overwegend bedoeld als militaire onderneming voor de strijd tegen de Spaans-Portugese vijand, waartoe zij door de Staten-Generaal gemachtigd werd de kaapvaart op schepen van de tegenstander te bedrijven en overzeese steunpunten en bezittingen van de Spaanse Kroon te veroveren. De ontwikkeling van een eigen handelsorganisatie kwam aanvankelijk op de tweede plaats, maar kreeg naderhand mede door de verwerving van territoriale koloniën in Nieuw-Nederland, het Caribisch gebied en Brazilië steeds meer betekenis.
Na de beëindiging van de oorlog met Spanje in 1648 en enkele jaren later ook met het intussen onafhankelijk geworden Portugal bleek die nieuwe oriëntatie echter onvoldoende om de Compagnie zelfstandig als handelsonderneming te laten voortbestaan, met als gevolg dat in 1674 ten slotte het faillissement van de Eerste WIC moest worden uitgesproken.Direct daarop werd met vers kapitaal de Nieuwe of Tweede WIC opgericht, die zich onder het toegekende monopolie van de Staten-Generaal voor het Atlantische gebied uitsluitend richtte op de handel. In deze periode kreeg het berucht geworden systeem van de driehoekshandel vorm, waarbij via een keten van compagniesforten aan de West-Afrikaanse kust in ruil voor wapens en andere Europese producten naast goud vooral slaven werden verworven voor de verkoop in de Europese koloniën in de Amerika’s, vanwaar men vervolgens suiker en andere plantageproducten mee terugnam naar de Republiek.
Anders dan de VOC echter behield de Nieuwe WIC het alleenrecht op de Nederlandse handel in haar octrooigebied maar relatief korte tijd. Al in 1734 werd het laatste monopolie opgeheven, waarna de Compagnie zich in de latere 18de eeuw in hoofdzaak toelegde op het beheer van de resterende Nederlandse bezittingen in Guyana en de Antillen. Bij het tweede en definitieve faillissement in 1791 vervielen deze ten slotte alle aan de staat.
Centraal in deel I: De Oude WIC, 1621-1674 dat verschijnt in november 2011, staan de beide grotere territoriale bezittingen die de WIC in de Amerika’s verwierf, Nieuw-Nederland en Nederlands Brazilië. De eerste was tevens de voornaamste Nederlandse vestigingskolonie in het Atlantische gebied, Brazilië had in de eerste plaats de functie van plantagekolonie.
In Nieuw-Nederland, dat in zijn meest uitgebreide vorm delen van de tegenwoordige Amerikaanse staten New York, Connecticut, New Jersey, Delaware en Pennsylvania omvatte, vond de eerste permanente vestiging van Nederlandse handelaren al in 1614 plaats, ruim voor de oprichting van de WIC. Precies vijftig jaar later, aan de vooravond van de Tweede Engelse Oorlog, eindigde het compagniesbestuur hier abrupt met Petrus Stuyvesants gedwongen overgave van de hoofdplaats Nieuw-Amsterdam aan de Engelsen, waarna Nieuw-Nederland bij de Vrede van Breda in 1667 blijvend werd afgestaan.
Wel werd New York, zoals Nieuw-Amsterdam intussen heette, in 1673 met de rest van de kolonie heroverd door een Nederlandse expeditiemacht, maar dit bleek uiteindelijk slechts een kort intermezzo: bij de beëindiging van de Derde Engelse Oorlog in 1674 kwamen Engeland en de Republiek overeen de oude toestand te herstellen en kwam het gebied na een jaar opnieuw en ditmaal definitief onder Engels bestuur.
De geschiedenis van Nieuw-Nederland is al vele malen en in detail beschreven, maar opmerkelijk genoeg heeft de cartografie uit de WIC-periode en de jaren onmiddellijk nadien daarin naar verhouding niet zo veel aandacht gekregen. Als geheel beperkt de nalatenschap aan authentieke Nederlandse kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen van de kolonie zich overigens tot slechts enkele tientallen voorbeelden, waarbij het in veel gevallen ook nog eens gaat om kopiekaarten die in de Republiek voor de Compagnie en later ook voor eigen gebruik zijn vervaardigd in het atelier van Johannes Vingboons; zie in dit verband hoofdstuk VI, De cartografie van de Oude WIC. Oorspronkelijk zal zowel in Nieuw-Nederland als in patria zeker wel meer primair kaart- en beeldmateriaal aanwezig zijn geweest, maar dit is klaarblijkelijk later voor een belangrijk deel verloren gegaan.
In deze atlas is nu voor het eerst in optimale grafische kwaliteit en op leesbare schaal een bij benadering alomvattend en volledig geannoteerd overzicht gepubliceerd van de wereldwijd bewaard gebleven manuscriptkaarten, plattegronden en topografische aanzichten van Nieuw-Nederland uit de periode tot enkele jaren na de blijvende overdracht in 1674; het weinige niet opgenomen kaartmateriaal betreft in hoofdzaak kopieën van kaarten van Johannes Vingboons die indertijd in meerdere series zijn vervaardigd.
Met betrekking tot Nederlands Brazilië is uit de WIC-tijd juist opvallend veel kaart- en beeldmateriaal bewaard gebleven in diverse archieven, al zal er ook in dit geval oorspronkelijk nog aanzienlijk meer zijn geweest. De Nederlandse expansie in het Zuid-Atlantische gebied begon pas goed na de verovering van Pernambuco in 1630 en bereikte haar grootste omvang in 1641, toen de WIC bijna de gehele noordoostkust van Brazilië, Luanda en Benguela in Angola, het eiland São Tomé voor Gabon en tal van versterkte vestigingen aan de Goudkust en elders aan de kusten van West-Afrika in bezit had.
Dit uitgestrekte imperium was echter geen lang leven beschoren. Nadat de WIC in de twee voorafgaande jaren in het noorden van Brazilië al de relatief onbelangrijke capitanias Ceará en Maranhão had moeten opgeven, brak in 1645 in het kerngebied Pernambuco een grote opstand tegen het Nederlandse bestuur uit, die de militaire en financiële macht van de Compagnie op termijn te boven zou gaan. Ondanks het blijvende Nederlandse overzicht ter zee moesten negen jaar later Recife en de overige resterende kustvestigingen worden overgegeven aan de Portugezen, die toen ook Luanda, Benguela en São Tomé weer in handen hadden weten te krijgen.De behandeling van de cartografische nalatenschap met betrekking tot Nederlands Brazilië beslaat in totaal bijna de helft van deze atlas en is met recht als een pionierswerk te beschouwen: ook voor dit gebied is nooit eerder een wetenschappelijk geannoteerd historisch-cartografisch overzicht van deze omvang en grafische kwaliteit gepubliceerd.
De nadruk daarin ligt sterk op de bestuursperiode van gouverneur Johan Maurits graaf van Nassau-Siegen (1637-1644), toen in de hoofdplaats Recife onder leiding van belangrijke kaartenmakers als Cornelis Bastiaensz Goliath en Georg Marcgraf systematisch werd gewerkt aan de kartering van de kolonie. Dit verklaart niet alleen de veel grotere hoeveelheid bewaard gebleven kaart- en beeldmateriaal, maar tevens het feit dat het daarbij voor een aanzienlijk deel gaat om origineel primair werk, naast de talrijke kopiekaarten en -afbeeldingen die in patria werden gemaakt in het atelier van Johannes Vingboons.
Aan de kusten van West-Afrika waren net als aan de oostkust van Noord-Amerika al voor de oprichting van de WIC permanente Nederlandse vestigingen, maar pas met de verovering in 1637 van het Portugese hoofdkwartier São Jorge da Mina of Elmina aan de Goudkust in het huidige Ghana kreeg de Compagnie hier een krachtige greep op de handel. Deze betrof aanvankelijk vooral de aankoop van goud, later werd met de opkomst van de plantagekolonie in Brazilië de verwerving van slaven steeds belangrijker, zowel aan de Slavenkust in het tegenwoordige Nigeria en buurlanden als in het in 1641 veroverde Angola.
In de Nederlandse transatlantische slavenhandel als geheel is de periode tot het faillissement van de Eerste Compagnie echter van relatief ondergeschikte betekenis gebleven. Het totaal aantal Afrikaanse slaven dat door de WIC tot 1674 werd vervoerd naar Brazilië en de Cariben, waar Curaçao zich op termijn ontwikkelde tot een belangrijke regionale slavenmarkt, bedraagt vermoedelijk zo’n 35.000, tegen ruim meer dan een half miljoen nadien onder de Nieuwe WIC en andere Nederlandse ondernemingen. Om die reden is ervoor gekozen dit onderwerp in het voorliggende eerste atlasdeel slechts kort aan te stippen, ten einde de Nederlandse slavenhandel in omvattende vorm te kunnen behandelen in Deel II: De Nieuwe WIC, 1674-1791, waar dit thema historisch gezien bij uitstek op zijn plaats is.
Bij het bescheiden aantal bewaard gebleven kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen van West-Afrika inclusief Angola uit de periode van de Oude WIC gaat het naast regionale overzichtskaarten van diverse herkomst in grote meerderheid om weergaven van de vestigingen Elmina, Luanda en enkele nevenposten, met opnieuw veel kopiemateriaal uit de studio Vingboons.
Eveneens nogal fragmentarisch en onevenwichtig is de nagelaten vroege Nederlandse cartografie van het Caribisch gebied en de Wilde Kust, waar de WIC aanvankelijk vooral actief was als kaapvaarder in de oorlog tegen de Spaanse vijand. Ook hier kregen de bezittingen pas grotere betekenis na de heroprichting van de Compagnie in 1674, toen in Suriname, Demerara, Berbice en Essequibo nieuwe plantagekoloniën tot stand kwamen en Curaçao en later Sint-Eustatius belangrijke regionale centra van doorvoerhandel werden. Deze gebieden zullen dan ook veel uitgebreider aan de orde komen in Deel II: De Nieuwe WIC, 1674-1791, waarvan de verschijning is voorzien voor oktober/november 2012.
Inhoud en technische uitvoering van de Atlas van de West-Indische Compagnie
De inhoudelijke en technische uitvoering van de Grote Atlas van de West-Indische Compagnie is in hoofdlijnen gelijk aan die van de VOC-atlas. Beide delen beginnen met een tweetalige (Nederlands en Engels) wetenschappelijke tekstinleiding in de geschiedenis van de WIC en van de compagniescartografie in het behandelde tijdvak.
De aansluitende kaarthoofdstukken omvatten ca. 550 reproducties in facsimile op 170-grams houtvrij kunstdrukpapier met een bladformaat van 56 x 40 cm, die tezamen een representatief overzicht bieden van alle gerelateerde kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen uit de periode in kwestie, elk met een uitvoerig beschrijvend en verklarend bijschrift in het Nederlands en Engels.
De Grote Atlas van de West-Indische Compagnie betreft vanzelfsprekend een genaaid gebonden uitgave, die per deel standaard wordt geleverd in een luxe bedrukte schuifcassette; inclusief deze laatste bedragen de buitenmaten ca. 59 x 41 x 6 cm, bij een totaalgewicht van ca. 12 kg per deel.
En, heel belangrijk, ook ditmaal gaat het weer om een eenmalige, individueel genummerde editie in een beperkte oplage, die is vastgesteld op maximaal 1200 exemplaren.
Deel II: De Nieuwe WIC, 1674-1791. Henk den Heijer, Piet Emmer e.a., eerste druk oktober/november 2012, eenmalige genummerde oplage van max. 1200 ex., ca. 420 pag., gen. geb., schuifcassette, 59 x 41,5 x 6 cm, ca. 12 kg, ca. 550 kaarten, plattegronden en topografische afbeeldingen in facsimile.
ISBN/EAN 978 90 7486100 7. Prijs t/m 31 december 2012 € 295,-, daarna € 350,-.
Bron: Uitgeverij Asia/Maior